Docentenhandleiding
Religie in Europa
GS1a
Lodewijk Lenoir
Merijn Ebskamp
Tim Hebbink
Tessa Kuijken
Inhoudsopgave
Inleiding
Verantwoording didactische keuzes en werkvormen
Antwoordmodel lessenreeks
Verantwoording o.b.v. theorie van Gardner
Waarom voldoet de opdracht aan de meervoudige intelligenties?
Overzicht bronnen met correcte literatuurverwijzing
Bijlage: reflectieverslag
Inleiding
Voor het vak Mens & Maatschappij gaan de leerlingen aan de slag met een digitale lessenreeks.
Ter verdieping van het thema ’Europa’ gaan de leerlingen aan de hand van de lessenserie hun kennis verdiepen op het gebied van ’Religie in Europa’. Dit zal gaan volgens scenario 2/3.
Er zijn 10 opdrachten verdeeld over de 3 aaneengesloten lessen. Deze opdrachten raken meerdere intelligenties zodat iedere leerlingen actief mee kan doen tijdens de lessenreeks.
Om het geheel zo tastbaar mogelijk te maken voor de leerlingen staan er op de site 5 vrienden van Europa, deze mensen wonen in Europa en hebben bijna allemaal een andere geloofsovertuiging. Lisa, Alvy, Eliana, Achmed en Karim presenteren allemaal een aantal opdrachten aan de leerlingen.
Het doel van deze lessenserie is dat de leerlingen hun kennis over Europa en religies verbreden en verdiepen. Ook willen we hier mee bereiken dat leerlingen zich bewust worden van het feit dat we in Europa met veel verschillende religies te maken hebben. De leerling weet aan het eind van de lessenreeks hoe er bijvoorbeeld gedacht wordt over; secularisatie, het politiek debat met betrekking tot religie en de rol van religie bij jongeren. Ten slotte leren de leerlinge te werken met verschillende soorten bronnen; schriftelijk, afbeeldingen en filmpjes. Ze leren aandachtig te kijken/luisteren naar de bronnen.
Didactische keuzes, werkvormen en overige vereisten in de voorbereidings-uitvoerings-en evaluatiefase verantwoord
Is de inhoud voldoende vakoverstijgend, volgens scenario 2 / 3, binnen het Leergebied Mens en Maatschappij
De inhoud van ons ‘project’ is voldoende vakoverstijgend, omdat er meerdere vakken aan bod komen. Zo gaan we bijvoorbeeld in op de geschiedenis van de Islam in opdracht 3. Een voorbeeld van een vraag uit deze opdracht is: “Wanneer is de Islam ontstaan en vertel in het kort hoe deze religie is ontstaan”. Ook word er in dit project aandacht besteed aan godsdienst. Dit word bijvoorbeeld gedaan in opdracht 4, vraag 1: “noem vier christelijke waarden”. Ook word er aandacht bestaat aan politiek. Een voorbeeld hiervan is opdracht 3, vraag 1: “Wat is een secularisatie?”. Het vak aardrijkskunde komt ook terug in dit project. Een voorbeeld hiervan is opdracht 5, vraag 3: “Bekijk afbeelding 2 met de bijbehorende legenda. Wat valt je op?”. Hier moeten ze kijken naar een landkaart met daarbij de godsdienst van een land Ook word er aandacht besteed aan de economie. Dit wordt gedaan bij opdracht 3, stelling 3: Ik denk we in India ons eerst moeten concentreren op de economie en dat daarna de vrijheid vanzelf komt. Er wordt ook nog aandacht besteed aan Nederlands. Dit word gedaan bij eindopdracht van de Europese Unie. Hier moeten de leerlingen een brief schrijven volgens de officiële richtlijnen. Dit is echter de enige opdracht waar het vak Nederlands aan te pas komt. Hier hebben we voor gekozen omdat het vak Nederlands niet bij Mens en Maatschappij hoort. We hebben het er wel in verwerkt, omdat deze opdracht hier de kans toe bood en het schrijven van brieven erg belangrijk is.
Dit project is volgens scenario 2/3, omdat de lessen het karakter hebben van een workshop waarin de leerlingen een actieve rol spelen. De leerlingen zijn zelfstandig actief aan het leren. Alles wat ze moeten doen word uitgelegd op de website. Ze leren door middel van actief deelnemen aan opdrachten en door samen te werken met groepsleden waarmee ze kunnen overleggen. Ook past dit binnen scenario 2/3 omdat er aandacht wordt besteed aan vakoverstijgende opdrachten, die met vakken zoals, geschiedenis, godsdienst en aardrijkskunde te maken hebben.
Het project valt binnen het leergebied mens en maatschappij, omdat Mens & Maatschappij een combinatie van geschiedenis, aardrijkskunde, economie en maatschappijleer is.
Er is voor leerlingen duidelijk aangegeven hoe de casus als deelthema past binnen het grote thema ‘Europa’.
Voor de leerlingen word het duidelijk aangegeven waarom het deelthema religie past in het grote thema Europa. Dit word gedaan op de start pagina van de site. Hier staat namelijk: “Het continent Europa telt 51 landen waarvan er 27 lid zijn van de Europese Unie (EU). De EU is een economisch en politiek samenwerkingsverband tussen 27 landen. De EU is opgericht na de Tweede Wereldoorlog. In eerste instantie ging het vooral om een economische samenwerking: de gedachte was dat landen die handel drijven met elkaar, van elkaar afhankelijk worden en dus niet zo snel met elkaar in conflict raken. Iedereen wilde namelijk een nieuwe rampzalige oorlog voorkomen. De EU heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een grote markt, we hebben nu zelfs een gemeenschappelijk munt, de Euro. Binnen de EU en de rest van het Europese continent wonen heel veel verschillende mensen. Zoveel landen zorgt voor een grote verscheidenheid aan talen, tradities en religies. Deze website gaat vooral over religie in Europa en de Europese Unie.
Op deze site kun je informatie vinden over de verschillende religies binnen Europa. Het is belangrijk om wat over dit onderwerp te weten omdat religie een grote rol speelt in Europa. Een voorbeeld hier van is dat er tijdens het ontwerp van de Europese grondwet een discussie is ontstaan omdat sommige mensen voorstelden om naar het christendom en/of God te verwijzen in de inleiding van de tekst. Dit wilden ze doen vanwege de christelijke geschiedenis van veel landen in Europa. Maar zijn de mensen in Europa nog wel zo gelovig en hoe zit het met de andere godsdiensten? Ook kunnen landen geweigerd worden omdat ze geen gemeenschappelijke christelijke geschiedenis hebben of er te weinig godsdienstvrijheid is”.
Voor leerlingen is duidelijk wat er per les van hen verwacht wordt en welke begeleiding zij kunnen verwachten van de docent.
Dit is voor de leerlingen duidelijk omdat je op de website een handleiding kan vinden voor de leerlingen. In deze handleiding word precies weergegeven wat de leerling moet doen. Wat er bijvoorbeeld in deze handleiding staat is: “Stap 4. Nu ga je beginnen met de eerste opdracht. Ga naar het kopje vrienden en klik op Opdrachten van Lisa. Lees vervolgens de informatie bij opdracht 1.Voor deze opdracht moet je een artikel lezen. Deze kun je vinden onder het kopje bronnen ( in afbeelding 4 weergegeven met een rode pijl ). Wanneer je een Artikel moet lezen klik je op het kopje Geschreven bronnen. Om een artikel makkelijk te vinden zijn ze genummerd ( weergegeven in afbeelding 5 ). Hier onder vind je de planning voor de opdrachten van Lisa Bemmel. Zorg er voor dat je op tijd klaar bent, want anders kom je aan het einde in tijdnood”. Ook weet de leerling wat hij van de docent kan verwachten. Dit staat namelijk ook weer gegeven in de handleiding. Hierin staat bijvoorbeeld: “Wanneer je vragen hebt kan je deze stellen aan de docent die rondloopt in de mediatheek”
Waarom zijn de gekozen bronnen binnen het thema geschikt voor de leerling?
De gekozen artikelen, filmpjes en afbeeldingen hebben allemaal betrekking op het onderwerp religie in europa. Dit is een thema waar je vandaag de dag nog veel over hoort in het nieuws. We hebben gekeken naar het taalgebruik in deze bronnen en deze eventueel aangepast zo dat het voor de leerlingen niet te makkelijk en ook niet te moeilijk was. Omdat we verschillende bronnen gebruiken (afbeeldingen, filmpjes en artikelen) zorgen we ervoor dat de opdrachten gevarieerd blijven en de leerlingen voldoende afwisseling krijgen. Alle bronnen staan onder 1 kopje zodat ze voor de leerlingen goed te vinden zijn. Er is 1 uitzondering hier op en dat is bij de opdracht: de Europese Unie. Deze bronnen staan alleen vermeld bij deze opdracht. Hier hebben we voor gekozen om het voor de leerlingen extra duidelijk te maken. In deze opdracht moeten ze zelf opzoek gaan naar informatie. Om te voorkomen dat ze te lang bezig zijn en te veel informatie zoeken hebben wij er voor gekozen om een aantal suggesties te doen en deze bronnen alleen hier te vermelden.
Waarom is het materiaal geschikt voor doelgroep (havo/vwo 2)
Wij hebben de opdracht zo overzichtelijk mogelijk weergeven door de opdrachten te verdelen onder personen. We hebben deze personen ingekleurd en een persoonlijkheid gegeven. Op deze manier zijn de personen levendig voor de leerlingen en kunnen ze zich beter verplaatsen in het onderwerp en motiveert het de leerlingen. We hebben de vragen ingedeeld in verschillende opdrachten en subvragen die duidelijkheid geeft aan de leerling. De uitleg van de site en het antwoordenformulier zijn verwerkt in één pakketje met daarop voldoende ruimte voor het invullen en beantwoorden van de vragen. Zo hoeven de leerlingen niet rond te lopen met allerlei schriften, papieren, etc. De vragen zijn gesteld op het taalniveau van de leerlingen en sluiten aan op hun belevingswereld. De vragen zijn gesteld op verschillende moeilijkheidsgraden en stimuleren de meervoudige intelligenties, waardoor het aspect van competentie kan stijgen. Dat wil zeggen dat de leerling het gevoel heeft dat hij datgene kan wat van hem wordt gevraagd
Zit er voldoende variatie binnen het materiaal?
Al kijkend naar het opdrachtmateriaal kun je constateren dat er voldoende variatie aanwezig is in de opdrachten. Er wordt gebruik gemaakt van artikelen, afbeeldingen en filmpjes. Deze bronnen variëren van inhoud, onderwerp en gedachtegang. Tevens is er in de opdrachten zelf sprake van het gebruik van verschillende vraagstellingen en de uitvoeringen van deze opdrachten.
Voorbeelden in de vorm van specifieke leeractiviteiten:
Opdracht 1
“Lees voor deze opdracht de bron Antichristelijke sfeer Europa door agressieve secularisatie (bron 7) op de pagina van de schriftelijke bronnen. In deze bron wordt gesteld dat het nu de tijd is voor het Christendom om op te staan en weer een prominente plaats in te nemen binnen de hedendaagse samenleving. Jullie gaan met je groepje proberen hier een bijdrage aan te leveren. Dit ga je doen op een creatieve manier; Je maakt met je groepje samen een poster, wat er precies op die poster komt mag je zelf weten (denk aan afbeeldingen/korte teksten). Het doel van de poster is om mensen aan te sporen om weer naar de kerk te gaan en het christendom te ‘omarmen”.
Opdracht 2:
“Ga naar de schriftelijke bronnen en lees de bron SP en CU vinden elkaar in Europese strijd om godsdienstvrijheid (bron 6). Lees vervolgens de volgende stellingen die Lisa Bemmel heeft bedacht bij het bericht. Bij elke stelling moet je kiezen of je het er mee eens bent of niet. Beargumenteer je antwoorden en schrijf ze op.”
-
Ik denk dat de CU en SP toch vooral voor de christenen in Europa op willen komen en niet zo zeer voor andere gelovigen vanwege de christelijke achtergronden van de partijen.
Dit is een voorbeeld van de variatie in de opdrachten die de leerlingen moeten maken. In sommige opdrachten moeten ze specifiek vragen beantwoorden die ze terug kunnen vinden in artikelen. In andere opdrachten moeten de leerlingen een mening geven over een stelling en bij andere vragen zijn de leerlingen juist creatief bezig met bijvoorbeeld het maken van een poster.
Opdracht 7, vraag 1
“Wanneer is de islam ontstaan?”. Dit is een onthoudvraag, omdat er sprake is van onderscheiding, afleiden en beredeneren, drie voorwaarden die Ebbens o.a. stelt om aan een onthoudvraag te voldoen.
Opdracht 10 Europese Unie
“Jullie hebben de afgelopen uren veel tijd besteed aan religie in Europa en weten hier nu veel van af. Ook hebben jullie kennis gemaakt met Elvie Collins, Lisa Bemmel, Eliana Levy, Achmet Akbar en Kamir el Amrani. Deze mensen hebben allemaal een verschillend geloof en verschillende meningen over religie in Europa en dus ook over de toelating van Turkije. Ik wil dat jullie een van deze personen kiezen en vanuit zijn/haar geloofsovertuiging, afkomst en persoonlijkheid een brief naar mij schrijven met daarin een mening over de toelating van Turkije”.
Dit is een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen, een keuze maken en die keuze rechtvaardigen, drie voorwaarden die Ebbens o.a. ziet als voorwaarde voor een creatieve toepassingsvraag.
Ook wordt er voor variatie gezorgd door verschillende visies aan bod te laten komen, maar deze dragen wel een samenhang met zich mee.
Op welke wijze komen de verschillende niveaus van vragen stellen overeen met de theorie uit Ebbens: Effectief Leren?
De door ons gebruikte niveaus zijn onthouden, begrijpen, integreren en creatief toepassen. Wij hebben deze verschillende niveaus toegepast omdat deze van belang zijn bij het onthouden en begrijpen van de aangeboden kennis. Wij voldoen hier aan door de volgende voorbeelden aan te reiken:
Opdracht 1
Lees voor deze opdracht de bron Antichristelijke sfeer Europa door agressieve secularisatie (bron 7) op de pagina van de schriftelijke bronnen. In deze bron wordt gesteld dat het nu de tijd is voor het Christendom om op te staan en weer een prominente plaats in te nemen binnen de hedendaagse samenleving. Jullie gaan met je groepje proberen hier een bijdrage aan te leveren. Dit ga je doen op een creatieve manier; Je maakt met je groepje samen een poster, wat er precies op die poster komt mag je zelf weten (denk aan afbeeldingen/korte teksten). Het doel van de poster is om mensen aan te sporen om weer naar de kerk te gaan en het christendom te ‘omarmen
Dit is een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 2
Ga naar de schriftelijke bronnen en lees de bron SP en CU vinden elkaar in Europese strijd om godsdienstvrijheid (bron 6). Lees vervolgens de volgende stellingen die Lisa Bemmel heeft bedacht bij het bericht. Bij elke stelling moet je kiezen of je het er mee eens bent of niet. Beargumenteer je antwoorden en schrijf ze op.
Beargumentatie: Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen
Opdracht 3
Bekijk de eerste 5 minuten van het filmpje Scheiding van kerk en staat (Bron 1 bij de filmpjes) bij de filmpjes, en beantwoord de vragen die hierbij horen.
In deze opdracht worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is vraag 1: “wat is een secularist’. Dit is een onthoudvraag, omdat de benodigde kennis voor het beantwoorden van de hierboven gestelde vraag is de leerlingen aangereikt doormiddel van het filmpje. De leerlingen worden gevraagd het filmpje te kijken voorafgaande aan de opdracht, de gestelde onthoudvraag dient als controle op deze kennis.
Ook word er in deze opdracht een creatieve toepassingsvraag gesteld. Deze vraag luid als volgt: “Hoe denk jij zelf over dit onderwerp? Onderbouw je mening met minimaal drie argumenten”. Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen van een mening over dit onderwerp. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 4
Ga naar de schriftelijke bronnen en lees het artikel ‘Antichristelijke sfeer Europa door agressieve secularisatie’ . Beantwoord vervolgens de volgende vragen.
In deze opdracht worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is:” Noem 4 christelijke waarden”. Dit is een onthoud vraag omdat de leerlingen deze informatie hebben verkrijgen door het lezen van een artikel en vervolgens hier vragen over krijgen.
Ook is er in deze opdracht sprake van een begripsvraag. Deze vraag luid als volgt:” Wat voor probleem kan er komen wanneer de politiek verweven is met het christendom?”. Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als
Opdracht 5
In deze opdracht moeten leerlingen wat vragen beantwoorden over 2 afbeeldingen.
In deze opdracht komen begripsvragen voor. Een voorbeeld van een begripsvraag is: “Bekijk afbeelding 2 met de bijbehorende legenda. Wat valt je op?”. Dit is een begripsvraag , omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen.
Opdracht 6
Hierboven staan drie symbolen die te maken hebben met een bepaald soort geloof. Benoem per symbool bij welk geloof deze hoort. Probeer vervolgens uit te leggen waar (volgens jou!!) dit symbool vandaan komt en wat het betekent.
Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen
Opdracht 7
Lees de bron: Een korte geschiedenis van de Islam (bron 4). Deze is te vinden bij de schriftelijke bronnen en beantwoord de vragen.
In deze opdrachten worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is: “Wanneer is de Islam ontstaan en vertel in het kort hoe deze religie is ontstaan?”. Dit is een onthoudvraag omdat de leerlingen deze informatie hebben verkrijgen door het lezen van een artikel en vervolgens hier vragen over krijgen ter controle van de verworven kennis.
Opdracht 8
Gebruik voor deze opdracht de bron (3) De rol van Religie bij Jongeren wereldwijd. Die is te vinden bij de tekstuele bronnen. Na het lezen beantwoord je de volgende vragen.
In deze opdracht worden integratievragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is de vraag:” In de tekst staat dat van de Europese jongeren 46% Christelijk is, tegenover 38% die niet gelooft. Als je die twee bij elkaar optelt houd je 16% over, hoe kan dat dan? Waarom zouden mensen in (bijv) Marokko en Afrika aanzienlijk meer tijd besteden aan het uitoefenen van hun geloof dan mensen in (bijv) Nederland?”. Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 9: de interviewopdracht:
In deze opdracht lezen de leerlingen twee interviews. Het eerste interview is gehouden met een 29 jarige vrouwelijke student Theologie aan de RU. Ze heeft een christelijke opvoeding gehad. Het tweede interview is gehouden met een 19 jarige vrouwelijke student leraar geschiedenis aan de HAN. Ze heeft een islamitische opvoeding gehad. In de introductie van opdracht wordt aan de leerlingen duidelijk gemaakt dat het gaat om twee inwoners van de EU met visies op religie in Europa. Het zijn geen tegengestelde visies, daar gaat het niet om. De leerlingen hebben door de acht voorgaande opdrachten veel geleerd over Europa en over religie. Voordat ze naar de eindopdracht gaan, vinden we het belangrijk dat ze echt hun eigen mening gaan vormen. We stellen geen onthoud- en begripsvragen meer, maar vragen de leerlingen om hun visie. Daarvoor gebruiken ze de interviews. Ze moeten hun mening onderbouwen. Een voorbeeld van een vraag is: In onder andere Nederland zijn de laatste jaren verhitte discussie als het gaat om de religieuze beleving van moslims. Je moet dan denken aan gebedsruimtes op de werkplek, het dragen van een hoofddoek en het eten van ritueel geslacht vlees. Deze discussies worden op het hoogste politieke niveau gevoerd en vaak zonder eenduidige uitkomst. Vind jij dat de Europese Unie richtlijnen moet gaan formuleren voor de religieuze beleving van zowel christenen, Joden als moslims om onenigheid in afzonderlijke Unielanden te voorkomen, of vind je dat de EU dat vooral aan de Unielanden zelf moet overlaten zonder zich er mee te bemoeien? Waarom wel/niet? We nemen Nederland als voorbeeld, en na het geleerde uit alle voorgaande opdrachten is hier sprake van een integreervraag. En zo zijn de andere vragen in deze opdracht ook geformuleerd.
Opdracht 10
Jullie hebben de afgelopen uren veel tijd besteed aan religie in Europa en weten hier nu veel van af. Ook hebben jullie kennis gemaakt met Alvy Collins, Lisa Bemmel, Elianna Levy, Achmed Akbar en Kar im El Amrani. Deze mensen hebben allemaal een verschillend geloof en verschillende meningen over religie in Europa en dus ook over de toelating van Turkije. Ik wil dat jullie een van deze personen kiezen en vanuit zijn/haar geloofsovertuiging, afkomst en persoonlijkheid een brief naar mij schrijven met daarin een mening over de toelating van Turkije.’’
Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Hoe hebben wij de volgorde van de opdrachten ingedeeld?
Wanneer je kijkt naar de indeling van de website kun je zien dat alles onderverdeeld is onder verschillende kopjes. Dit geld ook voor de opdrachten. Alle opdrachten zijn verdeeld onder verschillende personen. Dit hebben we gedaan om de opdrachten meer bij de belevingswereld van de leerlingen aan te sluiten maar ook voor het verloop van de opdrachten. Elk persoon heeft een ander geloof en wonen in een ander land. Op deze manier hebben we de opdrachten verdeeld. Lisa Bemmel is bijvoorbeeld een christen en geeft de leerling d.m.v. opdrachten informatie over het Christendom in Europa. De eerste opdracht is een creatieve opdracht. Hier hebben we voor gekozen om de leerlingen enthousiast te maken over het project. Door de eerste 9 opdrachten verkrijgen ze allemaal informatie, waardoor ze uiteindelijk veel kennis hebben opgebouwd. De eerste 9 opdrachten dienen als voorbereiding voor de eindopdracht waarbij ze een brief moeten schrijven aan Jose Manuel Barroso. Bij deze opdracht moeten ze hun eerder verworven kennis toepassen en mogen ze nog gebruik maken van enkele bronnen ter ondersteuning. Door deze volgorde en indeling van lessen proberen wij op een leuke en leerzame manier de leerlingen wat over Europa te leren.
De indeling van de drie lessen.
Wanneer je kijkt naar de opdracht criteria, zie je staan dat je de opdrachten moet verdelen over 3 lessen van 50 minuten. Wij hebben er uiteindelijk voor gekozen om dit aan te passen. Wij hebben het project niet ingedeeld over 3 lessen maar over een totaal van 150 minuten. Hier hebben we voor gekozen omdat we op deze manier niet gelimiteerd waren door lessen en het meeste uit de opdrachten konden halen. Wanneer je kijkt naar de planning in de leerlingen handleiding kan je zien dat we wel rekening hebben gehouden met pauzes voor de leerlingen, maar zie je geen lessen van 50 minuten. Op deze manier zijn de leerlingen ook onafgebroken bezig met dit project( met uitzondering van 2 pauzes). Op deze manier blijft de kennis aanwezig en onafgebroken. Wanneer je er voor kiest om het project in te delen in drie lessen, die eventueel op verschillende dagen of tijdstip plaats vind kan dit niet het geval zijn.
Extra bronnen
In het proces hebben wij er voor gekozen om extra bronnen toe te voegen aan ons project. Deze bronnen kan je vinden onder het kopje Opdrachten, eind opdracht Europese Unie. We hebben ervoor gekozen om deze bronnen hier te plaatsen en niet onder het kopje Bronnen. Hier hebben we voor gekozen omdat: deze bronnen specifiek toegepast moeten worden bij deze opdracht, je op deze manier een duidelijk onderscheid maakt tussen de ‘voorbereidingsopdrachten’ en de eindopdracht en omdat het op deze manier heel overzichtelijk is voor de leerlingen.
Deze bronnen zijn er later bijgekomen ter ondersteuning voor de leerlingen. De leerlingen hebben al veel kennis opgedaan in de voorafgaande opdrachten, maar de eindopdracht gaat over een specifiek recent probleem wat best gecompliceerd is en naar onze mening nog extra informatie voor moet worden gegeven.
Korte uitwerking van/antwoorden op de opdrachten, per les
Opdrachten van Lisa - 35 min.
Opdracht 1 Er wordt gelet op de samenwerking binnen het groepje, op de inzet van de leerlingen, op de vormgeving van de poster en of het doel van de opdracht duidelijk wordt gemaakt op de poster
Opdracht 2 De antwoorden zijn meningen. Een goed onderbouwd antwoord is juist.
Opdrachten van Alvy - 30 min.
Opdracht 3
-
Iemand die strijd voor de scheiding van de kerk en staat
-
Door kerkbeelden in een openbare school te plaatsen dwing je een ‘christelijke sfeer’ af in een gebouw van de overheid. Hierdoor krijgt de kerk dus een zekere zeggenschap binnen de staat. Precies waartegen de secularisten strijden
-
Scheiding van kerk en staat houdt in dat: De kerk niet regeert in de staat, en dat de staat niet regeert in de kerk
-
Volgens hem gaat het niet om de scheiding van de kerk en de staat maar om angst voor het onbekende; de Islam in dit geval.
-
Een goed onderbouwd antwoord is goed.
Opdracht 4
-
Ik ben de eeuwige uw God die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft.
Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
Gij zult de naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken.
Gedenk de Sjabbat, dat gij die heiligt.
Eer uw vader en uw moeder.
Gij zult niet moorden.
Gij zult niet echtbreken.
Gij zult niet stelen.
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
Gij zult niets begeren dat van uw naaste is.
-
Het antwoord op deze vraag is een mening. Wanneer dit antwoord goed beargumenteerd is, is het antwoord goed.
-
Andere geloven kunnen zich benadeeld voelen
Abortus en euthanasie is volgens het christendom niet goed, dit kan dan worden verboden
-
De paus is de leider van de kerk. Hij zou veel meer macht hebben wanneer er geen secularisatie was 5. Dit plaatje duid secularisatie aan.
Opdrachten van Elianna - 10 min.
Opdracht 5
-
Een man met een tulband, een geweer en een baard die (boos kijkende) van onder Europa door de grond komt. De bedoeling van de schrijver: De man is een moslim (islam), het gaat hier over de Islam die europa zou overnemen
-
Een goed onderbouwd antwoord is goed.
-
Volgens deze bron is er vrijwel geen Islam in Europa, terwijl dit niet het geval is
-
Nee, volgens de tekenaar van afbeelding 1 neemt de Islam Europa over. Terwijl in afbeelding 2 de Islam niet te ontdekken is binnen Europa
Opdrachten van Achmed - 20 min
Opdracht 6
-
Halve maan van de Islam
-
Davidster van het Jodendom
-
Kruis van het Christendom
Opdracht 7
-
Het ontstond pas in het begin van de zevende eeuw toen de profeet Mohammed (ca. 570-632) het geloof van Abraham onder zijn volk, de Arabieren, introduceerde
-
Spanje. Tariq ibn Ziyad stak in de nacht van 27 op 28 april 711 met ongeveer 7.000 manschappen over naar het Iberische schiereiland. Daar zag hij onmiddellijk mogelijkheden en terwijl hij opstoomde naar Sevilla vroeg hij om versterkingen. Die kreeg hij in de vorm van nog eens 5.000 man. Met die in totaal 12.000 man wist hij het leger van de nieuwe Visigothische koning te verslaan.
-
Het kalifaat van Al-Andalus wilde verder trekken naar het noorden. Deze poging werd tegen gehouden door Karel martel. In dit gevecht versloef hij de moslims.
-
Nadat hij in 1453 Constantinopel ( het huidige Istanbul) werd in had genomen.
-
De Moslims konden een hoge tol opleggen aan westerse zeelieden, die handel dreven met Azië.
-
Na de eerste poging Wenen te veroveren volgde in 1638 een tweede beleg. Ook deze had geen succes. Maar het leidde wel uiteindelijk tot een definitieve terugdringen van de Ottomanen, eerst met de Grote Turkse oorlog( 1683-1699) en later met de Russische-Turkse oorlog( 1686-1700.
-
De aanwezigheid van Moslims in westerse gebieden waarvan sommigen altijd zijn gebleven. Sinds de terugdringing van het Ottomaanse rijk zijn er in gebieden in de Balkan vele moslimsenclaves achtergebleven
-
Sinds de jaren 60. Dit kwam omdat De Europeanen hun carrièreplanning een stapje hogerop wilden en de vervelende klusjes wilde daardoor niemand meer doen. Turken, Marokkanen en ook ´gastarbeiders’ uit andere landen, zagen dat als een kans om uit een economisch slechte situatie in eigen land te kruipen
Opdrachten van Karim – 20 minuten
Opdracht 8
-
In de tekst staat dat van de Europese jongeren 46% Christelijk is, tegenover 38% die niet gelooft. Als je die twee bij elkaar optelt houd je 16% over, hoe kan dat dan?
-
Waarom zouden mensen in (bijv) Marokko en Afrika aanzienlijk meer tijd besteden aan het uitoefenen van hun geloof dan mensen in (bijv) Nederland?
-
In de tekst staat dat jongeren religie gebruiken om hun identiteit vorm te geven. Leg dit uit en vertel of jijzelf ook je identiteit vorm geeft doormiddel van religie, doe je dit niet vertel dan waaraan jij je identiteit wel ontleent.
-
Geef aan of je het eens bent met de voglgende stelling, leg uit waarom wel of waarom niet:
STELLING: Mensen in Europa hebben niet zoveel tijd als mensen in (bijv) Afrika en zijn daardoor minder gelovig. -
Bij de bron staat een tabel met daarin de belangrijkste factoren die bijdragen aan de identiteitsvorming van Marokkaanse jeugd. Ga per land (Marokko, Spanje, Duitsland, Frankrijk en Turkije) na welke factor het meeste bijdraagt, wat valt je op?
Interviewopdracht – 15 minuten
1, 2, 3, 4, 5 > eigen mening leerlingen. Er wordt gevraagd naar een onderbouwd antwoord
Eindopdracht
In deze opdracht word gekeken naar de argumenten. Waarom Turkije wel of niet bij de Europese Unie zou moeten. Ook word er gekeken naar de brief; is de brief geschreven volgens de officiële richtlijnen.
Een korte beschrijving per opdracht waarom deze op een specifiek niveau is gesteld (onthouden begrijpen, integreren of creatief toepassen -Gardner)
Op welke wijze komen de verschillende niveaus van vragen stellen overeen met de theorie uit Ebbens: Effectief Leren?
De door ons gebruikte niveaus zijn onthouden, begrijpen, integreren en creatief toepassen. Wij hebben deze verschillende niveaus toegepast omdat deze van belang zijn bij het onthouden en begrijpen van de aangeboden kennis. Wij voldoen hier aan door de volgende voorbeelden aan te reiken:
Opdracht 1
Lees voor deze opdracht de bron Antichristelijke sfeer Europa door agressieve secularisatie (bron 7) op de pagina van de schriftelijke bronnen. In deze bron wordt gesteld dat het nu de tijd is voor het Christendom om op te staan en weer een prominente plaats in te nemen binnen de hedendaagse samenleving. Jullie gaan met je groepje proberen hier een bijdrage aan te leveren. Dit ga je doen op een creatieve manier; Je maakt met je groepje samen een poster, wat er precies op die poster komt mag je zelf weten (denk aan afbeeldingen/korte teksten). Het doel van de poster is om mensen aan te sporen om weer naar de kerk te gaan en het christendom te ‘omarmen
Dit is een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 2
Ga naar de schriftelijke bronnen en lees de bron SP en CU vinden elkaar in Europese strijd om godsdienstvrijheid (bron 6). Lees vervolgens de volgende stellingen die Lisa Bemmel heeft bedacht bij het bericht. Bij elke stelling moet je kiezen of je het er mee eens bent of niet. Beargumenteer je antwoorden en schrijf ze op. Beargumentatie: Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen
Opdracht 3
Bekijk de eerste 5 minuten van het filmpje Scheiding van kerk en staat (Bron 1 bij de filmpjes) bij de filmpjes, en beantwoord de vragen die hierbij horen.
In deze opdracht worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is vraag 1: “wat is een secularist’. Dit is een onthoudvraag, omdat de benodigde kennis voor het beantwoorden van de hierboven gestelde vraag is de leerlingen aangereikt doormiddel van het filmpje. De leerlingen worden gevraagd het filmpje te kijken voorafgaande aan de opdracht, de gestelde onthoudvraag dient als controle op deze kennis. Ook word er in deze opdracht een creatieve toepassingsvraag gesteld. Deze vraag luid als volgt: “Hoe denk jij zelf over dit onderwerp? Onderbouw je mening met minimaal drie argumenten”. Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen van een mening over dit onderwerp. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 4
Ga naar de schriftelijke bronnen en lees het artikel ‘Anti-christelijke sfeer Europa door agressieve secularisatie’ . Beantwoord vervolgens de volgende vragen. In deze opdracht worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is:” Noem 4 christelijke waarden”. Dit is een onthoud vraag omdat de leerlingen deze informatie hebben verkrijgen door het lezen van een artikel en vervolgens hier vragen over krijgen.Ook is er in deze opdracht sprake van een begripsvraag. Deze vraag luid als volgt:” Wat voor probleem kan er komen wanneer de politiek verweven is met het christendom?”. Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als
Opdracht 5
In deze opdracht moeten leerlingen wat vragen beantwoorden over 2 afbeeldingen.
In deze opdracht komen begripsvragen voor. Een voorbeeld van een begripsvraag is: “Bekijk afbeelding 2 met de bijbehorende legenda. Wat valt je op?”. Dit is een begripsvraag , omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen.
Opdracht 6
Hierboven staan drie symbolen die te maken hebben met een bepaald soort geloof. Benoem per symbool bij welk geloof deze hoort. Probeer vervolgens uit te leggen waar (volgens jou!!) dit symbool vandaan komt en wat het betekent. Dit is een voorbeeld van een begripsvraag, omdat er sprake is van onderscheiden, uitleggen, een verklaring geven, afleiden en beredeneren. Dit zijn enkele voorwaarden die Ebbens stelt om aan een begripsvraag als bovenstaande te voldoen
Opdracht 7
Lees de bron: Een korte geschiedenis van de Islam (bron 4). Deze is te vinden bij de schriftelijke bronnen en beantwoord de vragen. In deze opdrachten worden onthoudvragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is: “Wanneer is de Islam ontstaan en vertel in het kort hoe deze religie is ontstaan?”. Dit is een onthoud vraag omdat de leerlingen deze informatie hebben verkrijgen door het lezen van een artikel en vervolgens hier vragen over krijgen ter controle van de verworven kennis.
Opdracht 8
Gebruik voor deze opdracht de bron (3) De rol van Religie bij Jongeren wereldwijd. Die is te vinden bij de tekstuele bronnen. Na het lezen beantwoord je de volgende vragen.
In deze opdracht worden integratievragen gesteld. Een voorbeeld hiervan is de vraag:” In de tekst staat dat van de Europese jongeren 46% Christelijk is, tegenover 38% die niet gelooft. Als je die twee bij elkaar optelt houd je 16% over, hoe kan dat dan? Waarom zouden mensen in (bijv) Marokko en Afrika aanzienlijk meer tijd besteden aan het uitoefenen van hun geloof dan mensen in (bijv) Nederland?”. Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Opdracht 9
De leerlingen hebben door de acht voorgaande opdrachten veel geleerd over Europa en over religie. Voordat ze naar de eindopdracht gaan, vinden we het belangrijk dat ze echt hun eigen mening gaan vormen. We stellen geen onthoud- en begripsvragen meer, maar vragen de leerlingen om hun visie. Daarvoor gebruiken ze de interviews. Ze moeten hun mening onderbouwen. Een voorbeeld van een vraag is: In onder andere Nederland zijn de laatste jaren verhitte discussie als het gaat om de religieuze beleving van moslims. Je moet dan denken aan gebedsruimtes op de werkplek, het dragen van een hoofddoek en het eten van ritueel geslacht vlees. Deze discussies worden op het hoogste politieke niveau gevoerd en vaak zonder eenduidige uitkomst. Vind jij dat de Europese Unie richtlijnen moet gaan formuleren voor de religieuze beleving van zowel christenen, Joden als moslims om onenigheid in afzonderlijke Unielanden te voorkomen, of vind je dat de EU dat vooral aan de Unielanden zelf moet overlaten zonder zich er mee te bemoeien? Waarom wel/niet? We nemen Nederland als voorbeeld, en na het geleerde uit alle voorgaande opdrachten is hier sprake van een integreervraag. En zo zijn de andere vragen in deze opdracht ook geformuleerd.
Opdracht 10
Jullie hebben de afgelopen uren veel tijd besteed aan religie in Europa en weten hier nu veel van af. Ook hebben jullie kennis gemaakt met Alvy Collins, Lisa Bemmel, Eliana Levi, Achmed Akbar en Karim el Amrani. Deze mensen hebben allemaal een verschillend geloof en verschillende meningen over religie in Europa en dus ook over de toelating van Turkije. Ik wil dat jullie een van deze personen kiezen en vanuit zijn/haar geloofsovertuiging, afkomst en persoonlijkheid een brief naar mij schrijven met daarin een mening over de toelating van Turkije.’’
Dit is een voorbeeld van een creatieve toepassingsvraag, omdat er sprake is van creëren, ontwerpen en ontwikkelen. Dit zijn voorwaarden die Ebbens stelt om aan een creatieve toepassingsvraag te voldoen, zoals bovenstaande.
Korte beschrijving per opdracht waarom deze voldoet aan de meervoudige intelligenties
De Amerikaanse psycholoog Howard Gardner heeft een theorie opgesteld waarin er volgens hem meerdere vormen van intelligenties zijn. In scholen is de theorie van Gardner omstreden, de intelligenties zijn niet meetbaar en kunnen ten onrechte aan een leerling gekoppeld worden waardoor er problemen in de ontwikkeling kunnen ontstaan.
De verschillende intelligenties volgens de theorie zijn:
Verbaal/linguïstische intelligentie (woordslim)
Deze personen zijn vaak goed in taal, spelling en lezen. Ook hebben ze gevoel voor poëzie en houden deze personen van verhalen
Logisch/mathematische intelligentie (rekenslim)
deze mensen kunnen zijn goed in logisch denken, cijfers en experimenten
Visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldslim)
hierbij zijn de personen hebben wellicht talen voor tekenen, schilderen, architectuur en vormgeving
Muzikaal/ritmische intelligentie (muziekslim)
Dezer personen muzikaal, en hebben ritmegevoel.
Lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweeg slim)
Deze mensen zijn sportief, eventueel goed in toneel, knutselen en dans.
Interpersoonlijke intelligentie (mensslim)
dit zijn sociale personen, die graag leiding geven, veel vrienden hebben en zorgen voor andere mensen.
Intrapersoonlijke intelligentie (zelfslim)
Deze personen kunnen goed alleen zijn, hebben vaak een grote fantasie en zijn dromers.
Natuurgerichte intelligentie (natuurslim)
Deze mensen zijn zich bewust van de natuur om zich heen. Kunnen wellicht goed met dieren omgaan en zijn ondernemend.
Aan de hand van voorbeelden laten wij zien hoe er in onze lessenreeks rekening gehouden is met de meervoudige intelligenties van Gardner.
Opdracht 1:
In deze opdracht hebben we te maken met de verbaal/linguïstische en visueel/ruimtelijke intelligentie. De leerlingen moeten namenlijk best een groot artikel lezen en aan de hand van het artikel maken ze een poster. Op deze manier zijn ze creatief bezig en kunnen ze ook een keer met hun 'handen' werken. Dit is prettig voor de leerling die minder theoretisch aangelegd is.
Opdracht 2:
Hier komt weer de verbaal/linguïstische intelligentie terug, de leerlingen die goed in taal, spelling en begrijpend lezen zijn, zullen deze opdracht goed kunnen maken. In de opdracht word er namelijk gevraagd om je mening over een aantal stellingen te geven. Om dit te kunnen doen met je goed begrepen hebben wat iedere stelling inhoud.
Opdracht 3:
De visueel/ruimtelijke intelligentie komt hier aan bod: de leerlingen bekijken een filmfragment en moeten hier vragen over beantwoorden.
Opdracht 4:
Bij het analyseren van de afbeeldingen bij opdracht 4 komt de visueel/ruimtelijke intelligentie terug. Maar ook is het voor deze opdracht belangrijk dat de leerling logisch beredeneerd.
Opdracht 5:
oor deze opdracht word er een beroep gedaan op de visueel/ruimtelijke intelligentie en de intrapersoonlijke intelligentie. De leerlingen moeten de afbeeldingen goed bestuderen maar ook is het van belang dat de leerlingen de afbeelding leren interpreteren. Hier is een beetje fantasie voor nodig, zonder die fantasie zal de leerling niet begrijpen wat de tekenaar met de tekening bedoeld heeft.
Opdracht 6:
Visueel/ruimtelijk intelligentie, de leerlingen moeten goed naar de afbeeldingen kijken. De intrapersoonlijke intelligentie komt ook aan bod: de leerlingen moeten bedenken waar de symbolen vandaan zouden kunnen komen. Dit vereist of kennis of wat inlevingsvermogen van de leerling
Opdracht 7:
Hier komt de verbaal/linguïstische intelligentie aan bod. De leerlingen moeten het artikel goed lezen en begrijpen voordat ze de vragen m.b.t. de geschiedenis van de Islam kunnen begrijpen.
Opdracht 8:
.Nu komen de leerlingen aan de beurt die goed zijn met cijfers en goed logisch kunnen nadenken. We vragen namelijk om het een en ander uit te rekenen over het percentages jongeren wat gelovig is. Maar ook bij deze opdracht is het belangrijk dat er goed gelezen word: verbaal/linguïstisch intelligentie.
Opdracht 9:
Het gaat hier uitsluitend om de verbaal linguistische intelligentie. De leerlingen moeten goed lezen en worden gevraagd om hun mening te geven en te verwoorden.
Eindopdracht (opdracht 10):
erbaal/linguïstisch, intrapersoonlijke intelligentie en de interpersoonlijke intelligentie zien we terug in de opdracht. De leerlingen moeten namelijk een brief schrijven aan Barosso, het is belangrijk dat ze in die geval letten op hun taalgebruik. Maar om goede ideeën te hebben voor de brief is het belangrijk om creatief om te gaan met de argumenten die ze aan dragen m.b.t. het toelaten van Turkije.
Bijlage: reflectie verslag
Voor leertaak 2 hebben we aantal bronnen verzameld. Nu was de vraag hoe we deze toe zouden passen in de digitalen lessenreeks. In eerste instantie hadden we het idee om verschillende Facebook pagina`s aan te maken. Een als ‘’hoofd’’ pagina, een deelnemers account en vijf Facebook pagina`s met vrienden. Via deze pagina’s zouden de leerlingen aan het werk gaan met de bronnen en de opdrachten. Helaas na 3 weken werk ontstonden er technische problemen waardoor we het hele Facebook concept van tafel moesten vegen. Gezien het werk wat we al in de leertaak gestoken hadden wilden we niet alle oude ideeën los laten. We zijn overgestapt op een website met opdrachten en de daarbij behorende bronnen.
De taak verdeling was als volgt: Merijn boot zich aan om met de website aan de slag te gaan. Hij heeft deze vormgegeven en ingedeeld. Tim heeft zich gestort op het maken van verschillende opdrachten. En Lodewijk en Tessa hebben zich beziggehouden met de inhoud van de site. Zoals de verschillende personen (vrienden) die uitgewerkt moesten worden en de daarbij behorende uitleg.
Vervolgens hebben we ons bezig gehouden met het instructieformulier voor de leerlingen, de antwoordenbladen en de docentenhandleiding. Tim heeft het instructieformulier voor de leerlingen geschreven. Aan de docentenhandleiding hebben we allemaal ons steentje bijgedragen.
Voor de interview opdrachten hebben we de volgende taakverdeling gemaakt:
Tessa heeft de personen aangeschreven die wij graag wilde interviewen, Merijn heeft het 1e interview gehouden met een medewerkster van de studenten kerk in Nijmegen, aangezien de rest op stage was voor CYB of GBL. Tessa en Lodewijk hebben het 2e interview gehouden een moskee in Nijmegen.
Soms was het nodig om individueel aan de leertaak te werken omdat het lastig was tussen alle feestdagen, collegevrije weken en stage projecten een moment te vinden om bij elkaar te komen. De laatste weken was er meer ruimte om samen te werken omdat we in deze weken weer een normaal rooster hadden zonder feestdagen en onderbrekingen van stages. Overigens was dit een van de lastigere aspecten van de leertaak, het rooster van periode vier was zo chaotisch dat het moeilijk was om een goede planning te maken voor de leertaak van Europa. Uiteindelijk is dit natuurlijk goed gekomen en hebben we een volledig verslag in kunnen leveren.